Wat je doet, en hoe je het doet, is werkelijk van belang.
Eén ding dat mij mateloos intrigeert van de alchemie en de alchemisten, is de honger naar transformatie. Van oorsprong richtte het zich meer op de chemische elementen, en was daarmee de voorloper van de huidige scheikunde. Later heeft het meer een innerlijk aspect verkregen. Het is een uitgangspunt dat we onder andere met behulp van ons bewustzijn bepaalde elementen in onszelf kunnen transformeren. Zoals Olivier Winands vaak mooi schrijft is dat de pijn die we ervaren ons een toegang en middel biedt om onszelf in de diepte te transformeren. Dat is iets waar ik ten diepste op aanhaak.
Die innerlijke transformatie is iets wat diep in ons plaatsvindt, maar is ook iets wat er zich afspeelt tussen ons en onze creaties, in welke vorm dan ook. ‘You have to pour yourself into it’ gaat over de relatie die je hebt met hetgeen wat je creëert. Het gaat over het verschil tussen een levenloze en een levendige relatie met wat je doet en creëert. Dat met het maken van iets, dat je jezelf erin ‘giet’. Maar gek genoeg wel vanuit een (diep) contact met jezelf.
Persoonlijk ben ik iemand die snel uit contact kan gaan omdat… naja, ik nog niet altijd goed weet mezelf staande te houden in (hele) intieme contacten. Je leert wat. Een manier voor mij om weer dieper in contact te komen met mezelf was en is ambacht: voorheen waren dat meer meubels, nu is dat meer gericht op eten. Brood en pizza. Later zijn daar opstellingen ook bijgekomen als vorm van ambacht.
Het gaat erom dat je het aan kan raken. Dat je het kan voelen, het kan zien. Dat je een connectie kan maken met de materialen waarmee je werkt. Dat je er op een bepaalde manier een afstand tot bewaard maar ook ermee vereenzelvigt. Het is door middel van deze dingen dat ik weer in contact met mezelf kon komen. Überhaupt kon voelen wat contact was.
Dat verschil tussen wel en geen contact is mijn optiek waarin de meester zich van de leerling onderscheidt. In wat je ook doet.
Lekker dan.